Tag Archief van: recensie

Pas halverwege het lezen zag ik het doodshoofd achter de wikkel om de kaft – en dat was maar goed ook. Op basis van de macabere voorkant en de wijdlopige titel had ik het van zijn levensdagen niet opgepakt. Zonde. Want Aantekeningen over het verplaatsen van obelisken is een prachtig boek over vriendschap, verlies en de dood, dat terecht genomineerd is voor de Libris Literatuur Prijs. Nog voor het einde was ik in dubio aan wie van mijn vrienden ik dit monument voor alles wat verloren is het liefste door wil geven. Met wikkel en al, dat dan weer wel.

Deze recensie schreef ik voor YouBeDo, de online boekenwinkel waar je met elke aankoop bijdraagt aan je goede doel.

Zelden heb ik na mijn afstuderen zo sterk de neiging gehad om aantekeningen te maken bij de inhoud van een boek. Maar zodra ik de genealogie der goden losgelaten had, werd Mythos een fascinerend verhaal, dat ik haast niet kon lezen zonder hardop ‘O!’ te roepen of zo nu en dan ’A-haaa…’ Stephen Fry brengt met humor en een aanstekelijk enthousiasme de Griekse mythen tot leven die ten diepst verankerd zijn in onze maatschappij. Je herkent ze pas als je het doorhebt, alleen al daarom is dit boek een feest – en verplichte kost voor iedereen die van verhalen houdt.

Deze recensie schreef ik voor YouBeDo, de online boekenwinkel waar je met elke aankoop bijdraagt aan je goede doel.

Terwijl Marjolijn van Heemstra zwanger is van een zoontje, ontrafelt ze de mythe van een verre oom die vlak na de Tweede Wereld-oorlog op sinterklaasavond een surprise bezorgde in de vorm van een bom, bestemd voor Nederlanders die ’fout’ waren geweest. Naar hem wil ze haar ongeboren kind vernoemen, maar hoe dichter zijn geboorte nadert en hoe verder haar zoektocht vordert, des te schimmiger wordt het onderscheid tussen goed en slecht, de vermeende waarheid en de gearchiveerde werkelijkheid, haar naïviteit en haar objectiviteit. En we noemen hem werd genomineerd voor de Libris Literatuurprijs en winnaar van de BNG Literatuurprijs.

Deze recensie schreef ik voor YouBeDo, de online boekenwinkel waar je met elke aankoop bijdraagt aan je goede doel.

Tachtig en helemaal terug van weggeweest, met zijn bestseller in geïllustreerde herdruk, een interview in Volkskrant Magazine en de opdracht voor het boekenweekgeschenk van volgend jaar. Jan Siebelink is trés courant. Na al die jaren las ik eindelijk zijn meesterwerk, waarvan de titel me vertrouwd was maar de inhoud nog volslagen onbekend. Ik besloot tot Knielen op een bed violen.

En zo gleed ik vijfhonderd pagina’s terug in de tijd, naar ‘het platte veen’ in de jaren dertig van de vorige eeuw, waar de kleine Hans Sievez opgroeit in het arme dijkdorp Lathum aan ‘de rand van het niets’, waar de mensen werken als pachtboeren of arbeiders op de steenfabriek en zelden een poging ondernemen om hun heil te zoeken aan de overzijde van de rivier.

Zijn sterke broers zijn allebei verongelukt. Hij is de zwakste, een dromer en vooral een zoon van zijn moeder. Een vader had hij liever niet gehad. Die werkt als putman in de klei, hoewel hij graag vormer wilde zijn. Thuis kneedt hij Hans met blote hand, zeven slagen in de schuur bij het hok van zijn geliefde konijn. ‘Hij kan zo hard zijn,’ mompelt zijn moeder, meer kan ze niet voor hem doen.

Zelfs niet wanneer zijn vader zich bekeert tot een zuivere prediking van het geloof. Ze is altijd slecht van gezondheid geweest. Niet lang daarna treft Hans haar levenloos op het tuinpad aan. In de schamele begrafenisstoet neemt hij zich voor uit Lathum te vertrekken en te trouwen met zijn vriendin. Als blijkt dat zijn vader het konijn heeft geslacht, neemt hij de benen, voorgoed.

De rest van zijn leven probeert hij tevergeefs een andere weg in te slaan. In Den Haag bekwaamt hij zich als tuindersleerling in varens en gloxinia’s, maar komt onder invloed van een godsdienstfanaat. Hij slaat hem tegen de grond en keert terug naar Velp, waar hij in het huwelijk treedt met zijn Margje en zijn eigen kwekerij begint. Maar het geloof blijft hem achtervolgen, geen van beiden kan zich ertegen verweren.

Hoewel ze met moeite het hoofd boven water kunnen houden, verwaarloost Hans zijn gezin en zijn werk, spendeert de schaarse opbrengsten aan religieuze lectuur en laat weerzinwekkende figuren in zijn huis om schreeuwend het woord Gods te verkondigen. Hij houdt zich voor ‘dat er verrukking op hem lag te wachten die eeuwig zou duren. Wat woog daar in het tijdelijke tegenop?’ Zelfs niet zijn vrouw, zelfs niet zijn zoon, zelfs niet zijn sterfelijkheid.

Jan Siebelink baseerde de autobiografische roman op zijn eigen vader, in een poging om hem te doorgronden. Dat is hem voortreffelijk geluk. Ondanks het archaïsche taalgebruik, wordt de onweerstaanbare aantrekkingskracht van het geloof invoelbaar, te midden van de fuchsia’s en zaailingen in de kassen, evenals de machteloosheid van zijn vrouw om daar iets tegen te doen.

Alleen al in Nederland is het ruim 700.000 maal verkocht, bekroond met de AKO Literatuurprijs en bestempeld als een van de meest succesvolle Nederlandse literaire romans van na de Tweede Wereldoorlog. Ter ere van Siebelinks tachtigste verjaardag verscheen dit jaar een bijzondere uitgave, rijk geïllustreerde met bloemen en planten. Voor wie nog meer beelden wil: in 2016 werd het onder dezelfde titel verfilmd.

Deze recensie schreef ik voor YouBeDo, de online boekenwinkel waar je met elke aankoop bijdraagt aan je goede doel.


‘Zo. Dus jullie durven het aan?’ vroeg de gastheer die onze kaartjes scheurde en ons wees naar de zaal. Beducht liepen we het donker in, naar twee uur durende horror, van het onuitsprekelijke soort.
En het was ook creepy, hoe de camera inzoomt op een poppenhuis waar het verhaal zich ontvouwt. De moeder, die beroepsmatig miniaturen priegelt van persoonlijke gebeurtenissen. De dochter, die op z’n minst sociaal onhandig is. De oma, met haar eigenaardige vrienden en rituelen, die bij aanvang al is overleden, maar nog wel aanwezig lijkt.
Aanvankelijk lijkt het gezin met vader en zoon nog redelijk normaal. Herkenbaar. Juist daarin schuilt de kracht van de film. Langzaam maar zeker word je meegezogen in een wereld die steeds vreemder wordt, maar de stapjes zijn zo klein en zo subtiel dat de grenzen van wat geloofwaardig is ver mee verschuiven in een alternatieve werkelijkheid.
Tot je je na afloop afvraagt: wat heb ik nu precies gezien? Het was bloederig, luguber, met een lijk en geesten, ik schrok een enkele keer. Maar angstaanjagend? Nee, dat viel best mee. Ik was vooral bang om de titel verkeerd uit te spreken.

Hoe alles moest beginnen, is het verhaal van een Nijmeegse schrijver over zijn Nijmeegse stad. Het nieuwste boek van Thomas Verbogt leest als een mijmering over een denkbeeldig leven vol herinneringen en verlangens die naadloos in elkaar overlopen op een stroom van tijd die verdikt, verdunt en verspringt.

Hoe deel twee moest beginnen is typerend voor de dromerige stijl en melancholische toon waarin Thomas terugdenkt aan zijn Lycia:

‘Een dichte mist van hitte – daaruit doemt ze op, nee, daarin verschijnt ze, langzaam alsof ze opnieuw haar entree in mijn leven wil maken, na een pauze van acht jaar, waarin we in golven ouder werden, ouder en anders, en uiteindelijk begonnen aan wat nog niet zo lang geleden later werd genoemd.’

Als buurkinderen verzinnen Thomas en Lycia hun eigen werkelijkheid, vanuit een weerzin tegen alles wat gewoon is, want wat gewoon is, kan niet verzonnen zijn en wat verzonnen is, is altijd buitengewoon. Ze leven volmaakt gelukkig in hun zelfbedachte universum, tot ze plotseling van elkaar gescheiden worden wanneer Lycia naar Italië verhuist.

Toch blijven ze verbonden. Ook al brokkelt hun zorgvuldig opgebouwde droomwereld af en hebben ze jarenlang geen contact. Thomas blijft met weemoed in het verleden hangen terwijl Lycia zich vol overgave in de toekomst stort. Wanneer ze elkaar als twintigers, veertigers en zestigers weer treffen, blijkt het steeds moeizamer om elkaar te vinden. Wat ging er mis?

In haast poëtische en vaak zintuiglijke bewoordingen vangt Verbogt flarden van gedachten die samen een rake vertelling vormen over zielsverwanten, ouder worden en de kracht van verbeelding. Bij vlagen betovert en ontroert dit kleine verhaal over grote thema’s, zonder dat het te idyllisch wordt.

‘Later leefde ik natuurlijk het leven dat ik bedacht voor mijn verhalen en romans,’ schrijft Thomas op driekwart van het boek in een brief aan zijn vader. ‘Ik kan beter verzinnen dan leven’. Dat lijkt het fundament onder zijn omvangrijke oeuvre waarin hij zijn verleden met zijn fantasie verweeft tot een alternatieve realiteit.

Zijn vorige roman Als de winter voorbij is haalde zowel de shortlist van de Libris Literatuur Prijs, als de shortlist van de Boekhandelsprijs, plus de longlist van de ECI Literatuurprijs. Ook dit werk is goed ontvangen en geprezen om vluchtigheid van de emoties en de puurheid van het taalgebruik, al is één werk in deze trant voorlopig even genoeg. Soms voelen de zinnen als een stiksteek die steeds even terugspringt, voordat hij verder gaat.

‘Haar geur verbind ik met een vroege ochtend, met leven dat langzaam wakker wordt. Misschien is het onzin, maar ik wil het denken, waarschijnlijk omdat ik zo verlang naar een nieuw begin van alles, maar niets kan er opnieuw beginnen, niets. Zo is het leven, het maakt ons alleen maar ouder en anders dan zoals we daarvoor waren. Nergens is opnieuw mee te beginnen. Alles begint maar één keer.’

Deze recensie schreef ik voor YouBeDo, de online boekenwinkel waar je met elke aankoop bijdraagt aan je goede doel.


Na de literaire Odyssee van de kat is er nu ook de filmische Odyssee van de hond, die zich afspeelt in een futuristisch Japan, waar een epidemie van hondengriep en snuitkoorts is uitgebroken in het fictieve Megasaki City. Burgemeester Kobayashi besluit daarop om alle trouwe viervoeters te verbannen naar een nabijgelegen vuilstorteiland. Te beginnen met Spots, de persoonlijke bewaker en beste vriend van zijn twaalfjarige beschermeling Atari. Maar er is meer aan de hand. ‘Somebody is up to something.’
De stop-motion animatie tekent zich af in een adembenemend decor van braakliggend terrein met een verlaten kerncentrale en een vervallen pretpark, waar een bouwwerk van opgestapelde lege flessen doet denken aan een kathedraal met ramen van glas-in-lood.
Ondanks Kobayashi’s brute regime onderneemt de Atari een heroïsche quest om zijn geliefde Spots te vinden en de verbannen huisdieren te helpen, met subtiele humor, herkenbare karakters en opvallende paralellen met de realiteit – waar mensen soms worden behandeld als honden.
Zelfs als je meer van katten houdt, ga je overstag zodra je de titel uitspreekt: ‘I love dogs’.

‘Ik heb de liefde van mijn leven ontmoet. Dat was het. Dat is eigenlijk het hele verhaal.’ Ware het niet dat dit de woorden zijn van een stoffige academicus op leeftijd, geschreven vanuit een gevangenis in Buenos Aires, waar hij in afwachting is ‘van zijn proces en zekere veroordeling’. Tel daarbij op dat het geheel gebaseerd is op een waargebeurde tragedie en het resultaat is een boek dat ik het in één middag verslond. Peachez, een romance.

Hoofdpersoon is een professor in de latinistiek, met een onberispelijke staat van dienst die op het punt staat met pensioen te gaan. ‘Ik was getrouwd met de academie en mijn enige gebiedster was de wetenschap. Het was een gelukkig huwelijk voor beide partijen.’ Tot hij in de bibliotheek van zijn bescheiden appartement, ‘tussen het bladstille gefluister van eeuwenoude gedachten’ een e-mail ontvangt.

Ene Sarah verkondigt hem met jeugdig enthousiasme haar persoonlijke levensfilosofie: ‘capre diem’. Hij kan het niet nalaten de spelfout te corrigeren, wat een digitale en hartstochtelijke romance inluidt tussen twee totaal verschillende karakters. Zij begroet hem met een ’Goedemorgen, proffie!’ en hij laat zich ‘het weinig respectvolle maar ongetwijfeld teder bedoelde koosnaampje welgevallen.’

Het lijkt te mooi om waar te zijn. ‘Maar het hele leven overkwam mij voor het eerst in mijn leven en ik had er moeite mee om mij ergens schuldig over te voelen.’ Hij verwaarloost zijn academische verplichtingen en richt zich volledig op haar, zelfs wanneer hij erachter komt dat ze onder de naam Peachez veelvuldig poedelnaakt op internet staat. Hij heeft de liefde leren kennen en niets of niemand kan hem daarvan weerhouden.

Ilja Leonard Pfeijffer weet met briljante beheersing een illusie op te bouwen waarin ook ik als lezer voortdurend word bespeeld. Waar ik me aan het begin nog even afvraag hoe de professor zo blind kan zijn, krijg ook ik gaandeweg steeds meer gevoel voor Sarah en blijf ik tot het einde twijfelen aan haar motieven. Niet in de laatste plaats door het prachtige taalgebruik, van plat tot poëtisch en zo nu en dan pompeus.

Met deze roman blaast de auteur Ovidius’ klassieke mythe van Pygmalion nieuw leven in, op even vernuftige als vermakelijke wijze. Niet voor niets werd het bejubeld als ‘meest romantische boek van het jaar’ door ‘een van de beste schrijvers van dit moment’, getipt bij De Wereld Draait Door en genomineerd voor de Libris Literatuur Prijs. Eerder sleepte Pfeijffer de onderscheiding in de wacht met La Superba waarin hij eveneens een ‘superieur spel van werkelijkheid en literaire verbeelding speelt’.

Het boek draait dan ook niet om het plot, maar hoe vakkundig Sarah de professor inpalmt, hoe een overweldigende liefde kan ontstaan op basis van slechts virtueel contact en hoe werkelijkheid overgaat in fantasie of misschien wel andersom. De vraag of ze echt heeft bestaan is maar een futiliteit. Ook liefde is uiteindelijk ‘een kwestie van geloof.’

Deze recensie schreef ik voor YouBeDo, de online boekenwinkel waar je met elke aankoop bijdraagt aan je goede doel.


De live-uitzending van een Mozart pianoconcert op Radio Moskou is amper afgelopen of de studio wordt opgebeld. Stalin is onder de indruk, hij wil een geluidsopname. Alleen, die is niet gemaakt.
Stante pede worden de deuren gesloten, de muzikanten gedwongen om het hele stuk van voren af aan te herhalen en nietsvermoedende passanten van de straat geplukt ter vervanging van het reeds vertrokken publiek. Wanneer de dirigent uit pure paniek flauwvalt, wordt in allerijl een nieuwe uit zijn bed gelicht. Stalins wil is wet.
Nog even dan. Kort daarna gaat hij dood. In het vacuüm van zijn overlijden vult het Kremlin zich met politiek gekonkel van ministers die elkaar de macht over de Sovjet-Unie proberen te ontfutselen, met een macabere doelmatigheid die ongemakkelijk hilarisch is.
Ondanks de briljante Britse humor, is de film op afgrijselijke feiten gebaseerd. Alleen, in werkelijkheid was de tweede dirigent bezopen en moest zelfs een derde opgetrommeld worden. De waarheid bleek zelfs voor satire te bespottelijk te zijn. Misschien is dat nog wel het angstaanjagendste.


Ze noemt zich ‘Lady Bird’, maar eigenlijk heet ze Christine. Ze woont in Sacramento, maar wil studeren aan de oostkust. Ze heeft een dikke hartsvriendin, maar dumpt die voor een populaire. Ze schaamt zich mateloos voor haar familie, die zielsveel van haar houdt.
Lady Bird is bovenal een puber, die van alles haat, nog veel meer wil en daar weinig voor doet. Het verhaal is zo herkenbaar dat het haast voelt als cliché. Waren we niet allemaal ooit zo jong en zo onmogelijk? Toch valt het niet mee om empathie te voelen voor de hoofdpersoon, laat staan me in haar te verplaatsen.
‘I want you to be the very best version of yourself,’ zegt haar veeleisende en hardwerkende moeder, die het goed bedoelt maar het zelden goed lijkt te doen. Haar vader is zachter, maar nogal zwaar op de hand. Zelf weet ze het per definitie beter, al twijfelt ze aan alles. ’What if this is the best version?’
Het vervolg laat zich raden, inclusief een scène met een zelfbedachte naam voor een ster.