Tag Archief van: film


Johnny’s leven als enige zoon op een afgelegen schapenboerderij in Schotland is hard. Hij werkt van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat, heeft een beestachtig vluggertje met een dorpsknul in zijn veewagen en zuipt tot hij tot hij ’s ochtends wakker wordt in de drek.
Tot een Roemeense immigrant komt helpen in het lammerseizoen. Hoewel Gheorghe in geen enkel opzicht voor hem onder doet, heeft de exotische ‘zigeuner’ een zachtheid over zich waar Johnny niet mee uit de voeten kan. Een intense spanning bouwt op.
In een schril contrast tussen het ruige landschap en het prille leven van de pasgeboren lammetjes ontluikt een primitieve liefde tussen de beide mannen. Die ontwikkeling gaat gepaard met weinig woorden maar een enorme overtuigingskracht.
Wanneer Gheorghe vraagt: ’What do you want?’ antwoord Johnny: ‘I want it to be different.’ Alleen hoe brengt hij zulke uitersten tot elkaar? Het begin is rauw, het eind een tikje zoet, maar het middenstuk ontwapenend goed. Na afloop kijk ik er zelf ook anders naar.

‘Het is niet echt iets voor jou,’ zegt mijn lief, ‘maar heb je zin om mee te gaan?’
Ik hoef er niet eens over na te denken. ‘Natuurlijk!’ zeg ik en pas daarna vraag ik: ‘Wanneer?’ Al heb ik geen idee om welke film het gaat. Dat wil ik ook helemaal niet weten. Juist de verrassing van het onbekende trekt me aan. Een acht op IMDB is genoeg.
Voorpret, in al zijn vermeende onschuld, is niets dan een dekmantel voor verwachtingen en die zijn funest voor geluk. Mijn moeder zei het vroeger al. ‘Als jij een verjaardagsfeestje had gegeven, ging iedereen tevreden naar huis en bleef jij ontroostbaar achter. Het was nooit zoals je van tevoren had bedacht.’
De liefde werkte net andersom. Als collega’s waren we al langer bevriend, maar ik had daar nooit iets achter gezocht, tot de eerste vonk me in alle hevigheid overviel. Hij en ik leken de meest onwaarschijnlijke match. Soms vragen we ons af hoe het geweest zou zijn, wanneer we elkaar eerder hadden ontmoet, als middelbare scholieren misschien.
Hij de kakker zonder kraagje, die het zuidelijk halfrond van zijn haardos had geschoren en de rest droeg in een strakke staart, al hield hij vooral van Chopin. Ik de punker van het platteland, met nu eens groene, dan weer paarse manen, hoewel het cassettebandje in de walkman vol stond met Bon Jovi. Ach, we zullen er nooit achter komen, die kans is voorbij.
In de ouderwetse bioscoopzaal lijken we bekeerd en volwassen. Ik op hakjes met een keurig knotje, hij met woeste haren boven een rossige baard. Zonder enige verwachting nestel ik me in het rode pluche met een Leffe Blond, al begin ik me bij de voorfilmpjes toch af te vragen waar ik nu weer ben beland. Science fiction? Misschien had mijn lief gelijk, dit is niet echt iets voor mij.
Dan hoor ik de eerste maten van een synthesizer. Wacht even. Verbaasd spits ik mijn oren. Is dat niet Van Halen – met Jump? In de twee uur en twintig minuten die volgen, buitelen momenten van herkenning halsoverkop over en door elkaar heen. Van Batman tot Ferris Bueller, van Atari tot Transformers, van George Michael tot Minecraft – en Chucky!
In Ready Player One, zo blijkt, draait de toekomst om het verleden. Om precies te zijn: dat van mij. Op volle kracht achteruit scheuren we door het vermaak van onze tienerjaren, schieten rakelings langs de bus van The A-Team, ontkomen aan de klauwen van King Kong en blijven ternauwernood in leven op de muziek van A-ha.
Na afloop kan geen miezerdonker ons nog deren. Uitgelaten doen we ons tegoed aan napret in de kroeg. Misschien komt het door de regen die nog glanst op zijn gezicht, het effect van twee speciaalbier of de speling van het licht, maar dan zie ik het. Die gloed, die blik, die ogen. Zo moet hij gekeken hebben toen hij zestien was.
Even, anderhalve glimlach lang, zie ik mijn lief in het jong, terwijl hij met een puberale overgave over The Shining vertelt en ik met een puberale zekerheid als een blok voor hem val, toen en nu tegelijk. Ik kijk naar hem zoals ik nog nooit naar hem gekeken heb en ik weet het, ik weet het heel zeker, de mooiste momenten overkomen me compleet onverwacht.


Columbus. 2045. Wade Watts woont in een sloppenwijk van opgestapelde caravans waarin hij alleen fysiek verblijft, het echt leven speelt zich af in een virtuele realiteit. Voordat de schepper overleed heeft hij een Easter egg verstopt; wie het weet te vinden, zal zijn digitale universum erven. Wade gaat de uitdaging aan.
Wat volgt is een fantastisch avontuur door een wereld van popcultuur, waarin alle iconische films, games, en muziek samen zijn gebracht tot één chaotisch geheel. Van King Kong tot The Shining en Stayin’ Alive, de film is een throwback van bijna twee-en-een-half uur. Science fiction als een spectaculaire race terug in de tijd.
Het plot is flinterdun, maar dat mag de pret niet drukken – sterker nog, die spat van het scherm en resoneert in de zaal. Voor liefhebbers van vermaak uit de jaren ‘70 en ‘80 is dit een feest van herkenning. Ondanks de ogenschijnlijke oppervlakkigheid werpt de film wel degelijk vragen op. Gaat de weg voorwaarts met volle kracht achteruit?


‘Ik ga dood,’ zegt Elisabeth, recht in de camera, meer tegen het publiek, dan tegen haar dochter, want ‘ik weet nooit wat ik tegen d’r moet zeggen’. Er zijn moeders en dochters die elkaar omhelzen, maar zo’n relatie hebben zij niet. Coco weet precies wat ze daartegen wil doen. ‘Als ik nou eens een tijdje bij je kom wonen?’
Alles zit erin. Een moeder die niet om kan gaan met haar enige kind, een dochter die vlucht in een relatie met een oudere man en de dreiging van de naderende dood. De thematiek is krachtig, het plot is compleet en er is meer dan genoeg niet altijd even functionele ‘Hollandse sex’.
En toch. Komt het door het doorbreken van de muur naar de zaal, het acteerwerk dat vaak bij spelen blijft of de wat ongeloofwaardige ontwikkeling van het verhaal? Soms blijven de emoties onderbelicht, soms worden ze expliciet benoemd en soms zijn ze overdadig vertoond, maar vaak te weinig gevoeld. Het komt niet tot een omhelzing tussen de dames en mij.


Kun je met een glimlach kijken naar een film over het lot, ouderdom en de dood?
De droogkomische en hoogbejaarde Lucky staat iedere ochtend op met een sigaret, een glas melk en vijf yoga-oefeningen. Hij vult zijn dagen met een kruiswoordpuzzel in de diner, een spelshow op de televisie en een bloody mary in de kroeg. Om zijn sterfelijkheid maakt hij zich geen moment druk. Tot hij valt, op zijn knokige kont.
‘Tjsah,’ zegt zijn huisarts. ‘Hoe ouder je wordt, des te langer je leeft. Niets aan te doen.’ Met een knipoog en een lolly stuurt hij de verstokte cowboy naar huis. Lucky stiefelt verder door zijn dagen, nog steeds kranig maar nu ook fragiel. Hij is bang, voor de leegte en eenzaamheid van het niets. Hoe gaat hij die tegemoet? Zijn antwoord is simpel. ‘You smile.’
Ik kijk met een glimlach, de hele film lang. Lucky is een ontwapenend mooi eerbetoon aan het leven en de 91-jarige hoofdrolspeler – die een week voor de première stierf.


Je kunt bijna alles in de voering van een jas vast naaien. Een geheim verbergen in de zomen van een kledingstuk. Dingen waarvan jij alleen weet dat ze er zijn. Aldus Reynolds Woodcock, een gevierde couturier in het Londen van de jaren vijftig van de vorige eeuw, die zijn omgeving met mode manipuleert.
Tot hij valt voor Alma, een ogenschijnlijk verlegen serveerster die zich al gauw onlosmakelijk aan hem verbindt als model, muze en in zekere zin meesteres. Wat volgt is een subtiele krachtmeting van liefde, controle en macht. Hoe dwingender hij domineert, hoe inventiever zij reageert, balancerend op de grens van gevaar.
De rode draad van het verhaal is heimelijk verweven in de scènes van de film. Soms haast onzichtbaar weggewerkt, dan weer in elegant plooien gedrapeerd. Achteraf probeer ik de lijnen te herleiden tot een patroon, te ontleden waar de verborgen boodschap zat verstopt en of die er daadwerkelijk was?



Volgens kenners is dit waargebeurde verhaal het meest besproken schandaal uit de Amerikaanse sportgeschiedenis. Over een kunstschaatster die zich letterlijk een weg vecht naar de wereldtop – en op haar hoogtepunt figuurlijk naar beneden valt, waarna ze voorgoed wordt verbannen van ijs.
Tonya Harding begint haar carrière met een valse start. Haar moeder neemt drie baantjes om haar lessen te betalen en naait zelf de uniformen voor haar competities, terwijl haar vader de konijnen voor een bontjas schiet. Hoe goed ze ook haar best doet, ze voldoet het niet aan het geraffineerde ideaalbeeld van de jury.
Noch aan de verwachting van haar achterban, die haar met verbale en fysieke mishandeling ‘stimuleert’. Toch wordt Tonya de eerste Amerikaanse vrouw die een driedubbele axel in een wedstrijd presteert. Een olympische titel lijkt binnen bereik, maar dan gaat het mis.
De mockumentary schiet even brutaal over het scherm als de ster door haar kür, maar soms met ongepaste spot. Na afloop vraag ik me af: is ze zo hoog geklommen en zo laag gezonken ondanks of dankzij haar achtergrond?


Vastberaden door rouw en geteisterd door schuld laat Mildred Hayes drie metershoge reclameborden plaatsen langs de weg waar haar tienerdochter zeven maanden eerder bruut werd vermoord. De provocerende inhoud doet nogal wat stof opwaaien in het kleine plaatsje Ebbing in Missouri.
Volgens Mildred is de politie drukker met het mishandelen van zwarte mensen dan een serieuze zoektocht naar haar dochters moordenaar. Toch ontvangt ze weinig bijval voor haar actie, die als een persoonlijke aanval wordt gezien op de lokale korpschef met kanker. Hoever mág zij gaan en hoever kán hij gaan in deze confrontatie?
Vind ik het in de eerste helft van deze tragische komedie nog ongemakkelijk dat ik hardop lach, in de tweede helft rollen onherroepelijk de tranen over mijn wangen. De film beroert niet alleen de uitersten van het emotionele spectrum maar verkent tegelijkertijd de grenzen tussen goed en fout, dader en slachtoffer, verlossing en verdoemenis – tot je je begint af te vragen waar het ene ophoudt en het ander begint?


Het begint al met de titel. Vier alledaagse woorden vormen een geloofwaardige beschrijving van iets dat eigenlijk niet bestaat. Net als de film, die je met wondermooie beelden meevoert naar een sprookjesachtige jaren-60-sfeer.
Elisa kan wel horen, maar niet praten. Wanneer ze in het wetenschappelijke onderzoeksinstituut waar ze schoonmaakt op een zeemeermonster in gevangenschap stuit, ontstaat een onbevangen en spannend contact.
Hoeveel het meisje en de amfibie ook van elkaar verschillen, wat ze delen is het universele verlangen om bewonderd te worden voor wie je bent, zonder beoordeeld te worden om wat je ontbreekt.
Juist dat drijft haar ertoe om hem uit zijn tank te bevrijden, waarna zich een magisch geluk begint te ontvouwen, maar ook een menselijk dreiging. Dat de verhouding soms iets scheef, loopt zij de regisseur vergeven.
Op subtiele en wonderschone wijze stelt hij je voor de keuze of je het onbekende met agressie onderdrukt – of laat je je met een open blik betoveren door de magie? Een essentiële vraag in tijden van Trump.