Zodra de voordeur open gaat, weet Dafna genoeg. Haar zoon dient in het Israëlische leger. Ze zakt ineen op de vloer en wordt platgespoten met kalmeringsmiddelen door een delegatie van soldaten. Haar man reageert evenwel apathisch, alsof de boodschap nog niet helemaal is doorgedrongen tot hem.
Maar wel bij mij. In een beklemmend drama van drie bedrijven komt de eerste klap zo verpletterend hard aan, dat ik niet anders kan dan lachen om de droogkomische kameel waar het tweede deel mee opent. Terstond is de toon totaal anders, evenals die in het derde deel, dat opnieuw verfrissend afwijkt van de rest.
Al blijft de thematiek gelijk. Het leven is een dans met de dood. Verlies, verdriet en de onontkoombaarheid aan het noodlot zijn gedrieën aanwezig in de overtreffende trap. Maar teveel van het goede is iets anders dan slecht. Foxtrot grijpt je naar de keel en benadrukt ijzersterk hoe de dingen anders hadden kunnen lopen als, mits, maar, tenzij – of toch?